Categorie: Angulus ridet

Schone schijn?

Ik ben niet zo goed in het schatten van afstanden, maar ik denk dat mijn dichtste buren in uilenvlucht … eh … in vogelvlucht ongeveer tweehonderd meter bij me vandaan wonen. Ik ken die mensen niet en ik zie ze ook zelden of nooit, want ik zit verscholen in een bos, omsingeld door bomen die weinig doorkijk bieden. Bovendien ben ik nogal op mezelf. Een aantal minder gelukkige ervaringen en ingrijpende incidenten hebben mijn sociale vaardigheden behoorlijk gefnuikt.

Als de wind uit het westen waait ─ en in deze tochtige contreien is dat meestal het geval ─ kan het gebeuren dat het motorgeluid van een tuinwerktuig tot bij mijn oor raakt, of dat de brandlucht van hun barbecue mijn neus bereikt. Ik vermoed evenwel dat er onlangs nieuwe bewoners neergestreken zijn. Sinds een paar weken kan ik immers af en toe pianomuziek horen en het gekweel van een vrouw. Men zou me kunnen folteren met het soort deunen dat ze speelt. Omdat ze tot overmaat van ramp al zingend op zoek gaat naar een toon die ze niet kan vinden, vrees ik dat Hyacinth Bucket (Bouquet) daar haar intrek genomen heeft. ’t Kan erger, hè? Of niet soms?

Zolang ze het maar niet in haar hoofd haalt om me op de koffie te vragen, of erger nog: me uitnodigt op een van haar soupertjes bij kaarslicht.

Op het liefdespad

Aan de overkant van waar ik woon, koerst het pad van de heimelijke vreugde ─ die naam heb ik eraan gegeven ─ het bos in naar een honderd meter verderop gelegen, door groeis struikgewas en kroezige heesters omsingelde poel. In de zomer van verleden jaar heb ik daar glimwormpjes als sieraden rond zien zweven en kikkers horen kwaken tegen de avondschemering. Kun je nagaan wat voor bucolisch en romantisch plekje dat is.

Ik ben natuurlijk niet de enige die kennis draagt van dit idyllische oord, waar lusten makkelijk overspringen. Mensenkinderen die elkaar hevig beminnen of gewoon zin in seks hebben, gaan er graag voor anker om er aan voorhuwelijksparen te doen. Begrijp me niet verkeerd en let vooral op de schrijfwijze van het woord: wat ik bedoel is geenszins de activiteit die men voorhuwelijkssparen — met dubbele s — noemt.

Vannacht rond de klok van enen zag ik weerom een voertuig dat weggetje inslaan. Mij bekroop de lust om voor de afwisseling even te gaan gluren — ik raak wat uitgekeken op die pornofilms — maar aangezien ik nauwelijks voyeuristische trekjes vertoon, zag ik van dat voornemen af. Bovendien schitterde de maan door afwezigheid en was het daarginds waarschijnlijk zo donker als in het gat van een neger. Ik kon bezwaarlijk een toorts meenemen. Ze zouden mij letterlijk zien aankomen! Wat viel er trouwens te bekijken aan een heupwiegende auto met beslagen ruiten? In de zomer … ja dan lagen ze soms open en bloot op het sponzige mos … maar dat zijn andere tijden.

Een halfuurtje later ging de deurbel. Ik was op mijn qui-vive en stond de late bezoeker veiligheidshalve eerst dwars door het hout heen te woord, want ik wil niet aangerand worden en toch zeker ’s nachts niet.
─”Sorry dat ik stoor,” sprak een mannenstem, “maar ik zag nog licht branden. Kan ik soms een spade of een schop van u lenen? Ik heb me hier rechtover in de modder vastgereden.”

Ik ging met dat geile bokje en zijn vriendinnetje mee om te helpen, maar we slaagden er niet in de auto uit het slijk te bevrijden. Per mobieltje mobiliseerde hij een eveneens gemotoriseerde vriend. Die kwam hem met veel vertoon van koorden en kabels losrukken, doch verzonk eveneens in de smurrie. Een kwartier later bevonden er zich al drie onbruikbare voertuigen bij de poel …

Vanmorgen heeft een tractor ze bevrijd. Nu zat ik zo te denken … Ik heb hier twee logeerkamers die slechts af en toe mensen herbergen. Misschien moet ik die bij slecht weer ter beschikking stellen van de dolende zielen die seks behoeven en zich geen hotelkamer kunnen veroorloven. Zou dat een werk van barmhartigheid zijn waarmee ik mijn hemel kan verdienen? Moeten ze wel zelf hun lakens meebrengen.

Mazzelpik

Het is me nog niet helemaal duidelijk wat me overkomt, maar het bevalt me wel. Ik zit hier te glunderen met een jarig gezicht. O, wat ben ik opeens lustig van hart. Ik voel me zo blij als een hond met zeven pikken en zo godsgruwelijk gelukkig als een varken in de stront. De fortuin lacht me toe.

Het begon vanmorgen al, toen ik in de krantenwinkel een kraslotje van één euro kocht, de getallen ervan ontblootte en op slag het duizelingwekkende bedrag van vijf euro rijker was. Tel uit je winst! Dat zijn leuke dingen voor de mensen die het in de schoot geworpen krijgen.

Zo-even ben ik er voor de allereerste keer in geslaagd een soufflé te bakken die niet inzakte. Ik beschouw dit als een kleine overwinning en daarom heb ik ook een triomfantelijke kreet geslaakt, die evenwel grote onrust bij mijn poezen veroorzaakte, want dergelijke enthousiaste uitingen zijn ze niet van me gewend.

Als klap op de vuurpijl kreeg ik dan ook nog een bericht waar ik al niet meer op hoopte. Ik heb tegen de verwachting in een lucratief contract binnengerijfd en zit derhalve voor geruime tijd op rozen, gebakken, gebeiteld en geramd. Er zal te mijnent niet enkel brood op de plank komen, maar zelfs een bescheiden assortimentje beleg. Mijn bedje ligt gespreid en opgeschud.

Het scheelt echt niet veel of ik kom door dit alles in een luxueuze stemming. In mijn woning is er een overzichtstentoonstelling van huiselijk geluk gaande en ik geniet ervan met volle teugen en volledige inzet van al mijn zintuigen. Als ik een kat was, zou ik nu spinnen.

Nee, mijn dag kan niet meer stuk. Ik heb zin om straks iets geks te doen, maar ik weet nog niet wat. Als dat maar goed afloopt.

Hèhè …

Mijn logeergasten zijn op weg naar huis. Vanmorgen iets over zevenen zijn ze met groot gedruis ten hemel gevaren en als het ze een beetje meezit, zullen ze rond een uur of elf op Tenerife neerstrijken.

Dat hebben we dus ook weer gehad. Ja, ik loos inderdaad een putdiepe zucht van opluchting. Het verstrekken van logies en zo is allemaal wel aangenaam, gezellig en leuk, maar het brengt toch veel overlast met zich mee. Er zijn mensen die graag een vrolijk ontregeld bestaan leiden. Daar hoor ik dus niet bij. Mijn leven moet een beetje op de rails staan en als er logés in je huis vertoeven, kom je soms op een zijspoor terecht. Je bent niet meer je eigen baas. Bezoekers zijn en blijven indringers, ook al ben je die zeer genegen. Visite is leuk, vooral als die weer weggaat.

Ik heb mijn poezen enkele weken uit de logeerkamer moeten weren. Mij kan het niet schelen dat ze zich in mijn bed nestelen, maar anderen zouden daar misschien minder opgetogen over zijn, dus heb ik maar op zeker gespeeld en het slaapvertrek van mijn tijdelijke huisgenoten tot verboden gebied verklaard. De poezelige dames waren het daar volstrekt niet mee eens en gaven soms luidkeels lucht aan hun ongenoegen, maar ik ben streng in dat soort zaken. Te mijnent is mijn wil nog altijd wet.

Toen ik net van de luchthaven thuiskwam, hadden ze dat deel van hun domein reeds heroverd. Moeder en dochter sliepen verzaligd op het bed. De andere dochter hield de wacht. Te dien einde had ze zich boven op de kleerkast gevestigd om vanaf die verheven plek het terrein te overschouwen. Ze keek me aan, met een triomfantelijke blik en met een air van probeer-me-hier-maar-eens-vandaan-te-krijgen. Ik denk er zelfs niet aan!

Alles valt dus weer in de plooi. We kunnen met een gerust gemoed de hondsdagen binnenduiken. Dat horen de warmste, om niet te zeggen heetste dagen van het jaar te zijn, al valt daar vooralsnog niet veel van te merken.

En ja, ik ben me daar toch in een uitstekend humeur. Geef mij een berg, dat ik die kan verzetten!

Alarm!

Het zal gisteravond rond een uur of vijf geweest zijn dat mijn snotkoker plots een brandlucht opsnoof. Ik zat op het terras en koesterde niet meteen argwaan, omdat ik veronderstelde dat mijn buren zich met een barbecue amuseerden, maar toen bedacht ik dat ze toch bijna een halve kilometer bij me vandaan woonden. Kon een geur zich over die afstand verplaatsen? Ik likte aan mijn wijsvinger en stak die omhoog, om de windrichting te bepalen, maar op dat moment begon mijn mobieltje te jengelen.
─”Ben jij soms een vuurtje aan ’t stoken?” sloeg mijn buurman een onrustbarende toon aan.

Het antwoord dat ik hem gaf, benauwde ons allebei. De televisie maakt regelmatig een van mijn nachtmerries aanschouwelijk voor een breed publiek. Onthutsende beelden van woeste vlammenzeeën, die zich nietsontziend aan uitgestrekte bossen vergrijpen en op hun weg talloze mensen van have en goed beroven, staan zowat op mijn netvlies gegrift. Aangezien ik eveneens in een bos weggedoken ben en ik hier in een maand nauwelijks regen gezien heb, is de mij omringende natuur zo droog als kurk …

Door vage vrees bevangen begaf ik me op weg. Luttele minuten later vond ik de aanstichters al. Vier snaken hadden zich broederlijk rond een vuur geschaard, waarop je een os kon braden, en zaten op stoere wijze aan sigaretten te lurken. Ik heb ze vriendelijk de mantel uitgeveegd en daarna hebben we samen de vlammen gedoofd.

Ik heb ze niet verteld dat ik, toen ik nog klein en boosaardig was, ook graag een fikkie stookte. Ik heb ze niet verteld dat ik ooit een uitgestrekt korenveld in de as heb gelegd. Ik heb ze evenmin verteld dat ik nu nog steeds graag letterlijk met vuur speel en me daarom graag bij een haardvuur verschans. Wat hebben jongens en mannen toch met dat element?

Eine kleine Nachtmusik

In het holst van de nacht … Wanneer is dat eigenlijk? Kan men om drie uur nog van het holst van de nacht gewagen, of is het dan al onchristelijk vroeg in de morgen? Da’k het niet weet. Ik zal het straks even opzoeken en in afwachting daarvan zal ik maar een andere omschrijving kiezen. Daar gaan we!

Vannacht schrok ik wakker. Het was iets na drieën en buiten weerklonk een hels kabaal, dat even later afzwakte tot het gejammer van eh … ik verzin maar wat … dolende zielen die de weg naar de hemel niet kunnen vinden. Ik ken eigenlijk niets dat dichter het weeklagen van huilende baby’s benadert dan het geluid dat krolse katers produceren. Als je niet beter wist, zou je gelijk een kledingstuk aanschieten en de tuin inrennen, om aldaar het te vondeling gelegde kindje onder een struik vandaan te plukken en teder te karnoffelen.

Spoedig bleek dat er zich meerdere mannetjeskatten rond mijn woning ophielden, want er ontstonden bijwijlen hevige gevechten die met woest gekrijs gepaard gingen. Mijn twee poezen verkeerden in de hoogste opwinding. Vanwege hun overeind staande haren leken ze op door het huis rennende ragebollen en ze waren zo opgegeten van de zenuwen dat ze met elkaar begonnen te redekavelen.

De katers wilden van geen wijken weten. Ze hielden me tot kwart over vier uit mijn slaap. Kijk, ik heb er niks op tegen dat ze een serenade willen brengen aan de in mijn woning vertoevende meisjes. Ik kan zelfs accepteren dat ze zich wat verlaten en er een nocturne van maken, maar als ze mijn gezellinnen op een complete opera willen trakteren, zijn ze bij mij aan het verkeerde adres … en ik ben nochtans een groot operaliefhebber.

─”De tuinslang aansluiten en die hete truffels de volle laag geven als ze komen kwelen”, liet een vriendin blijken dat zij in voorkomend geval korte metten met zulke herrieschoppers zou maken.
─”Ho, wat ben jij een gruwel van een mens”, zei ik met vrolijk aplomb.
Er kwam niets terug. Ze keek me aan alsof ik een knallende veest gelaten had tijdens een begrafenisplechtigheid. Haar mond viel open en klapte ongebruikt weer dicht. Ze hulde zich in de stilte van de diepzee. Tien minuten lang was ze enkel met een afstandsbediening te benaderen.

Naargeestig kraken de takken

Een jaar of wat geleden heb ik een van mijn talloze jongensdromen verwezenlijkt: ik maakte  mezelf zoek in een bos en sindsdien houd ik hoofdkwartier in Nergenshuizen. Het is nog niet echt the middle of nowhere, maar van hieraf kan ik het goed zien.

Tja, mooier kan men eigenlijk niet wonen en ik heb het best wel naar mijn zin, al is het toch even wennen. Vooral ’s avonds en ’s nachts voel ik me nog niet bijster op mijn gemak. Dan is het hier zo donker als in het gat van een neger en heerst er een Egyptische duisternis rond mijn optrekje, waaruit allemaal hallucinante geluiden opstijgen. Een mens zou de benen uit zijn reet lopen. Ik geloof niet dat er zich wolven in het bos ophouden, maar het kunnen everzwijnen zijn, of erger nog: niets ontziende roversbenden, of larvae, of lemuren, of jorka’s, of andere schimmen van overledenen die bij nachte rondwaren omdat ze geen rust kunnen vinden.

Vannacht was het een hels onweer en de daarmee gepaard gaande wind die me parten speelde. Die walste in zwierige rokken rond mijn woning en ranselde de bomen tot kreunens toe. Ja, ik wist het ook niet, maar bomen kunnen inderdaad weeklagen en dat deden ze in die mate dat ze me uit mijn slaap hielden.

Nog even en ik zal me aan een bestsellende trilogie kunnen wagen, zoals de Noor Trygve Gulbranssen het me in lang vervlogen dagen met ‘Het geslacht Bjørndal’ heeft voorgedaan. Voor ‘En eeuwig zingen de bossen’ heb ik ondertussen al meer dan voldoende inspiratie. ‘Winden waaien om de rotsen’ moet inmiddels ook lukken. Zeker als ik die rotsen door een ander obstakel vervang, zoals bijvoorbeeld een helaas minder poëtische huisgevel. Alleen voor het derde deel ─ ‘De weg tot elkander’ ─ sta ik nog nergens. Misschien dat ik me nu maar gauw van een alleraardigst huisgenootje moet voorzien, zodat we bij mekaar kunnen kleumen als de bosgeluiden ons dreigend omsingelen, om elkaar fluisterend op te beuren met de woorden van William Cowper:

How sweet, how passing sweet is solitude!
But grant me still a friend in my retreat,
Whom I may whisper: solitude is sweet!

Niet schadelijk voor de ogen

Omdat ik volop bezig ben een reisje naar la douce France voor te bereiden, sturen behulpzame vrienden en kennissen me allerhande documentatie en informatie toe, teneinde mijn uitstap de moeite van het ondernemen waard te maken. Vanmorgen trof ik in mijn mailbox een foto aan, die een glorieus uitzicht bood op een wel zeer oogstrelende brug. Wat een fenomenale compositie! Wat een speelse makelij! Die dartele rondingen! Die weelderige welvingen! Het spreekt vanzelf dat ik dit sensationele kunstwerk onmiddellijk toegevoegd heb aan de dingen die ik alleszins wil bezienswaardigen, omdat ze aan mijn toeristische verwachtingspatroon voldoen. Om het met Michelin te zeggen: vaut le détour et même le voyage.