Categorie: Sprokkels

Niet te filmen!

Ik ben allerminst een fervent televisiekijker ─ ik heb meestal wel wat anders te doen ─ maar desalniettemin laat ik me af en toe verleiden tot het aanschouwen van een film, waarin James Bonden van diverse pluimage hun duivels ontbinden, of van een aflevering van een serie, waarin moord en misdaad hoogtij vieren, zoals daar onder veel meer zijn CSI, NCIS, Criminal Minds, Flikken en Bones.

Over die James Bonden gesproken: ik heb toch wat bedenkingen en vragen bij dat heerschap. Die gozer duikt nogal enthousiast in de drank en je kunt die als het ware uit zijn gezicht tappen, maar niettegenstaande dat schrikbarend alcoholgebruik blijft hij de weg weten in samengestelde zinnen. Hij nuttigt af en toe wat kaviaar, of een oester, wat hij vrijwel altijd in het gezelschap van een opgeviste schoonheid doet, maar heeft iemand van jullie hem ooit een maaltijd zien verorberen die aan de ribben plakt? Ik alleszins niet. Die man stowt vrijwel niets in zijn voerklep en kluift zo te zien voortdurend op zijn vingers, al vermoed ik dat hij zich tussen de opnames door wel aan ─ hoe heet zo’n ding? ─ een Big Mac durft te verlustigen.

Wat die misdaadseries betreft: de dames en heren die zich met onverkwikkelijke criminaliteiten onledig houden en de plaatsen van het misdrijf onderzoeken, doen dat vrijwel altijd met behulp van staaflantaarns. Het is mij een raadsel waarom ze nooit gewoon het licht aanknippen, hetgeen volgens mij de zaken in niet geringe mate zou vereenvoudigen. Nee, ze blijven daar met zo’n onnozel lampje klungelen.

Ach, als ik het voor het zeggen had … maar dat heb ik niet. En misschien is dat maar goed ook. Ik word met de dag een knorriger brompot.

Flodders

De supermarkt waar ik kind aan huis (en van de rekening) ben, vertoont steeds meer lege, of bijna lege schappen en ik mag dus geredelijk aannemen dat men opnieuw aan het hamsteren is geslagen. Als het geen virus is, dan is het een oorlogsdreiging. Ik doe daar niet aan mee en ik begrijp ook niet waarom iemand bijvoorbeeld karrenvrachten toiletpapier inslaat. Schijthuizen kun je ermee dekken. In geval van nood zal ik niet aarzelen om mijn toevlucht te nemen tot de methode van mijn voorouders. Die versneden kranten tot rechthoekige stroken en hingen die op in het kleinste kamertje, dat toentertijd meestal niet meer was dan een houten plank met een gat boven een aalput. Dat waren nog eens tijden. Een betere bestemming voor de kranten van tegenwoordig kan ik overigens niet bedenken.

Ik verneem lezend dat aardappelpuree met een spiegelei het armoedigste kostje is dat iemand kan samengooien. Laat ik dat nu net vanmiddag gegeten hebben … en ik vond het nog verdraaid lekker ook. Nu ja, ik had me niet beperkt tot één spiegelei, maar zomaar eventjes drie paardenogen gebakken, en ik had er ook nog een versnipperde witloofstronk aan toegevoegd. Witloof uit de volle grond bovendien. Zo armoedig is dat nu ook weer niet. Ik hoef mijn verhemelte niet elke dag met pauwentongetjes te verwennen en het kan niet altijd kaviaar zijn.

Ouder worden is in stijgende lijn bergafwaarts gaan. Als je van je jeugd bekomen bent en je meer verleden dan toekomst hebt, is nostalgie meestal de eerste ouderdomskwaal die zich aandient. Aan vroeger denken, is staren in een put vol weemoed. Wat toen gebeurde, valt op geen enkele wijze meer te beïnvloeden; destijds gemiste kansen zijn voorgoed verleden tijd. Een van de nadelen van het ouder worden: de acht films die de televisie vanavond vertoont, heb ik allemaal al gezien. Ouder worden is het bewust ruimte maken voor dingen die van belang zijn in je leven en laten we wel wezen: er bestaan vervullender bezigheden dan televisiekijken.

Somsen

Soms …

… zeg ik iets en weet ik niet precies wat ik ermee bedoel, maar toch heb ik veel vertrouwen in de goede afloop van mijn gedachte;

… moeten we noodgedwongen mensen uit ons verleden vergeten, om de eenvoudige reden dat ze niet in onze toekomst thuishoren;

… moet je achterom kijken om te zien of je vooruit bent gegaan;

… zou ik nogal geschrokken zijn, ware het niet dat ik zo onverschrokken ben;

… heb ik zo diep en lang geslapen, dat ik bij het ontwaken last heb van rigor mortis;

… kom ik in een café met een type in aanraking, dat ik me afvraag waarom ik niet thuisgebleven ben;

… voel ik me een ongewenste toeschouwer, met alle onbehagen van dien;

… zit ik me af te vragen wat ik me eens zo afvragen.

Het is eens wat anders

Aan de kassa van de supermarkt werd ik voorafgegaan door twee pittige tantes, die zich zo te zien aan de verkeerde kant van de middelbare leeftijd bevonden en die eveneens in een wachtrij stonden.

Ze maakten van dat oponthoud gebruik om tegen elkaar aan te kakelen. Het onderhunsje ging over een crematie, wat niet bepaald een hartverheffend gespreksonderwerp is, want er bestaan vervullender bezigheden dan een verassing.
─”En?” vroeg de ene. “Hebben ze hem uitgestrooid?”
─”Neen!” schuddekopte de andere. “De dochter heeft de urine meegenomen naar huis.”
Haar metgezellin vond dat kennelijk de normaalste zaak van de wereld. Ik anders niet. Te mijnent geen urne op de schouw, laat staan urine.

Hadden jullie haar verspreking opgemerkt? Het scheelt slechts één lettertje, maar het is wel een wereld van verschil.

Maar getreurd noch gezeurd

Ik diende me om twintig over acht bij mijn dokter aan te bieden. Toen ik zijn wachtkamer betrad, zaten daar twee personen te … eh … wachten die, dat bleek even later, op hetzelfde uur een afspraak hadden.
─”Mijn agenda heeft zo te zien een steek laten vallen”, vernamen we uit de mond van de arts.
─”Ja, steek het maar op een ander!” kon ik het meesmuilen niet laten.
Wellicht vanwege deze boude uitspraak verwees hij me naar de laatste plaats, zodat ik pas om halftien zijn kabinet verliet. Ik zal toch eens moeten leren mijn klep te houden.

Ik begaf me vervolgens naar de bakker, teneinde daar mijn favoriete brood – ik heb op mijn blog al meermaals de loftrompet over Waldkorn gestoken – in te slaan. De bakkersvrouw verraste me evenwel met de mededeling dat ze niet langer brood onder die naam mocht verkopen, aangezien dat een beschermde naam was en ze geen zin had om tegen betaling die naam te gebruiken. Wel godverdomme hier en gunter! Thuis schreef ik stante pede een verontwaardigde e-mail naar Waldkorn en vernam niet veel later dat ik me zes kilometer heen, en zes terug, zou moeten verplaatsen om alsnog hun brood te verwerven. Dat antwoord hielp me de brug niet over en het zal dus aan hun pietje zijn. Voortaan eet ik een donker volkoren en wat ik vroeger over Waldkorn verteld heb, is ontsproten aan mijn veel te ongebreidelde fantasie. Waldkorn is ongeveer het slechtste brood op de markt. Je krijgt er jeukende pukkels van, en zure oprispingen, en een hardnekkige constipatie, en een hartklap, en kletspatet, en een enorme tremor, ja zelfs coprofagie en poriomanie. Daar helpt geen lievemoederen aan. Je kunt Waldkorn dus beter links laten liggen, laten beschimmelen en weggooien.

scampiDe supermarkt Colruyt is ook zo’n kantelig bedrijf. Al ettelijke jaren diep ik er maandelijks een drietal verpakkingen met Scampi Diabolique uit een diepvrieskist op. Edoch, enkele maanden geleden verdwenen die plots uit het assortiment. In een e-mail aan hun klantendienst gaf ik daaromtrent lucht aan mijn ongenoegen. Ik kreeg prompt antwoord: ze zouden het product opnieuw aanbieden. Hetgeen geschiedde. Gedurende een aantal weken kon ik me opnieuw met de duivelse schaaldieren vermeien, maar nu zijn ze weer foetsie. Ja zeg, Colruyt, maak het een beetje! Als ze denken dat ze met mij mogen sollen, dan denken ze verkeerd. Ik ben misschien geen superklant, maar ik spendeer iedere maand toch zo’n driehonderd vijftig euro in hun boetiekje. Ze beweren dat ze de goedkoopste zijn ─ wat lang niet altijd het geval is ─ maar ze zijn ook de wispelturigste. Je kunt er echt geen staat op maken. Naar Delhaize dus! Of naar Jumbo! Of naar Carrefour! Of naar Lidl! Of naar AH! Die zijn misschien ietsje duurder, maar betrouwbaarder. En standvastiger.

Terug thuis liep ik op nogal confronterende wijze tegen mijn leeftijd aan en dat vond ik eigenlijk niet aangenaam. Toen ik de televisieprogramma’s doorkeek, kreeg ik daar zowaar een ouwelullengevoel van. De acht films die men vanavond vertoont, heb ik namelijk allemaal al gezien. Sommige zelfs in lang vervlogen tijden. Waar zijn mijn tanden? En mijn looprek?

In mijn brievenbus trof ik een prentbriefkaart aan, die een vriendin negen weken geleden in Slovenië op de post deed. Ze laten zich daar kennelijk niet haasten. Waar wel? Nu ja, gauw is dood en langzaam leeft nog.

Hèhè, het was me het dagje wel. Als ik in vroegere eeuwen geleefd had, zou ik waarschijnlijk het hout voor mijn eigen brandstapel aandragen en er dan wellicht ook nog de lucifers bijleveren, al zullen dat toentertijd wel zwavelstokjes geweest zijn.

Maar laat me in deze donkere dagen voor Kerstmis vooral op een positieve noot eindigen. Ik ben er eindelijk eens in geslaagd om een medicamentendoosje te openen aan de kant waar geen bijsluiter opgevouwen zit. Driewerf hoera en halleluja! Als ik een kat was, zou ik nu spinnen.

Week van het Nederlands 2021

De week van het Nederlands – van 2 tot 9 oktober – loopt op zijn laatste benen en aangezien ik een grote affiniteit heb met de taal van mijn moeder wil ik daar op de valreep toch even aandacht aan besteden.

Ik zit al mijn hele leven ondergedompeld in talen en dat niet alleen beroepshalve. Niet zonder trots mag ik verkondigen dat ik er elf beheers en dan laat ik beTALEN nog buiten beschouwing. Het Nederlands, en vooral de West-Vlaamse variant ervan, draagt samen met het Spaans mijn absolute voorkeur weg en ik heb heus geen ‘week van het Nederlands’ nodig om met taal bezig te zijn. Er gaat geen dag voorbij of ik noteer enkele eigenaardigheden die ik tijdens mijn werkzaamheden in het Nederlands aantref.

Ter illustratie geef ik jullie hieronder hetgeen ik gisteren aan mijn schriftje toevertrouwde:
– Ik vind geharrewar een mooi woord
– Als ik een taart of een pizza in acht punten verdeel, ben ik die dan aan het achtendelen (naar analogie van vierendelen)?
– “Moet u er een zakje omheen?” vroeg het winkelmeisje van de bakker. Ik vond dat een originele en prettige uitdrukking.
– In het woord ‘angstschreeuw’ volgen maar eventjes acht medeklinkers elkaar op. In ‘slechtstschrijvende’ van bijvoorbeeld ‘slechtstschrijvende journalist’ zijn dat er zelfs negen.
– Ik vind uitwerpselen een raar woord.
– Tenslotte volgt hier de opsomming van de contradictiones in terminis die ik in de loop der jaren heb verzameld:
boosaardig, droefgeestig, basalt, kwaadaardig, leedvermaak, meermin, rampzalig, tuinhuis, zeeland, volledig, bergdal, vuurwater, klapzoen, monopolie, morgenavond, terugweg, zoutzuur, ijswater, ontvangstvertrek, buitenhuis, vreugdetranen, manwijf, waterstof, zandsteen, plusminus, zwartwit