Categorie: Prietpraat

Spreek je moers taal! ─ 2 ─

Ik mag Theo Francken ─ politicus en tegenwoordig volksvertegenwoordiger van N-VA ─ graag in een lijstje zetten. Hij slaagt erin nogal wat sympathie bij me los te weken, omdat hij meestal de spijker op de kop slaat.

Onlangs moest ik toch even de wenkbrauwen fronsen en me terdege inspannen, om niet ontwapend in een peristaltisch gelach uit te barsten. Hij vond het namelijk nodig om zich van een zich in een experimenteel stadium bevindend Engels te bedienen en een Nederlandstalige uitdrukking te vermassacreren, met name: “De druppel die de emmer doet overlopen.” De talenknobbel van Francken vertaalde dat als:
“The drop in the emmer who is totally full.”

O, lordmytime (heremijntijd)! What is that a plucked from the pot translation (van de pot geplukte vertaling).

Tja, bij sommigen ─ en vandaag de dag bij velen ─ schiet het Nederlands woorden te kort, waardoor ze zich genoodzaakt voelen om er wat steenkolenengels doorheen te roeren en zich hopeloos belachelijk en onverstaanbaar te maken.

Zelf uit ik me graag in het West-Vlaams: een prachtig maar voor menigeen ondoordringbaar dialect. Helaas moet ik vaststellen dat mijn heerlijke taaltje, net als het keurige Nederlands, aan het wegkwijnen is. Ik kan het alleen maar jammer vinden.

Ja, ’t is wreed spietig, moar me goan uus nie loaten doen.

De langste dag … eh … vloek

Jullie zullen het ongetwijfeld al gemerkt hebben: ik durf nogal eens in de bres te springen voor het Nederlands, het Vlaams en zeer zeker ook voor het weergaloze West-Vlaams.

Het leven kust soms de fraaiste zinnen in me wakker en ik bedien me graag van lenig proza om die te openbaren. Ik schuw geen wollig taalgebruik en meng vaak een haast Chinese bloemigheid in mijn woordkeus, maar ik aarzel ook niet om mijn pen over de slijpsteen te halen, of in vitriool te dopen, om potige volzinnen en machetescherpe teksten op papier te gooien.

Ik schrik er trouwens niet voor terug om iets nieuws te verzinnen als het Nederlands woorden tekortschiet, al hebben mijn nochtans briljante vondsten ─ wie lacht daar?! ─ tot op heden nooit het woordenboek gehaald. Ben ik te min? Wat heeft weerman Frank Deboosere meer te bieden dan ik? Zijn ‘ochtendgrijs’ is toch ook niet echt een woord waar men steil van achterovervalt.

Ik blijk vooral goed te zijn in het bedenken van vloeken, krachttermen en scheldwoorden. Hoe zou dat komen? Mijn laatste hersenspinsel is een joekel van een platitude, waarmee ik lucht geef aan verbaasde ergernis. Hou jullie vast, want hier komt ie!

Godverhemelstepeirdepreuten!

Je zult het in boterletters krijgen!

Ik ben er me van bewust dat het enigszins vulgair klinkt, maar daar heb ik maling aan, want het bekt zo lekker weg.

Jullie mogen van mij gerust de dikste hebben, maar voor de langste zullen we meten. Wie doet beter?

woede

Koersen is snel rijden

De Ronde van Frankrijk loopt op zijn laatste … eh … tubes. Ik mag graag naar de verslaggeving van dit evenement kijken, voor de fraaie panorama’s natuurlijk, maar ook omdat een ander zien sterven het bewijs levert dat ik nog leef.

Ik stoor me echter steeds vaker aan het onbehouwen, soms ronduit onbeschofte gedrag van verslaggever Michel Wuyts. Hij heeft namelijk de uitermate ergerlijke gewoonte om zijn cocommentator, José De Cauwer – wiens kennis van zaken ik trouwens veel hoger inschat dan die van Wuyts – voortdurend te onderbreken door dwars door zijn toelichtingen heen te praten, of hem zelfs botweg de mond te snoeren.

Ik heb hier al vaker het schabouwelijke taaltje van Wuyts gehekeld. Hij heeft nochtans pedagogische wetenschappen gestudeerd, is achtereenvolgens leraar en schooldirecteur geweest en liet een paar jaar geleden in een interview optekenen:

“… maar waar het eigenlijk om gaat, is taal. Voor mij is dat een permanente besogne. Ik lees veel romans, en sla bijzondere woorden of zinnen op in mijn smartphone om later te gebruiken. Ik hou ervan om er in mijn commentaar een bijzonder woord tussen te gooien.”

Desalniettemin hoorde ik hem een paar dagen geleden het volgende uitkramen:
“Hij reed lek en dat had hij aan zichzelf te danken.”
Is lek rijden iets waarvoor men dankbaar moet zijn? Iemand met een beetje taalgevoel zal weten dat hij hier eigenlijk “te wijten” diende te gebruiken. Een positief resultaat heb je aan iets te danken; een negatief resultaat is aan iets te wijten.

In diezelfde uitzending had José De Cauwer het over een beschermde col, waarmee hij bedoelde dat de pasovergang beschut was tegen de wind. Natuurlijk moest Wuyts daar zijn haak in slaan, zoals we dat in Vlaanderen zeggen.
“Is dat dan beschermd door het werelderfgoed van de Unesco?” vroeg hij.
Mensen kinderen! Wat was dat een grappige vondst. Het scheelde niet veel of men moest me reanimeren.

Zacht als de billetjes van een baby

Er liggen eindelijk warmere dagen in het verschiet en weerman, Frank Deboosere, heeft het opnieuw over boterzachte temperaturen. Wat is me dat een van zijn gat geblazen uitdrukking! Die mag dan misschien in de dikke van Dale prijken, maar het slaat als een tang op een varken.

Boterzacht kun je zeggen van tastbare dingen zoals bijvoorbeeld een biefstuk, of zelfs een handdoek … en ja, ook van boter, tenminste als die zich in smijdige toestand bevindt. Temperaturen daarentegen zijn zacht, zonder meer.

Hetzelfde geldt trouwens voor malse regen, maar ik wil niet op alle escargots natriumchloride deponeren, als jullie begrijpen wat ik bedoel.

Verloedering

De meesten van jullie zullen onderhand weten dat ik een fervent en warm pleitbezorger ben van het Nederlands in het algemeen en van de West-Vlaamse streektaal in het bijzonder. Zo duld ik bijvoorbeeld geen woekeringen van het Engels in Nederlandse zinnen en ik probeer er alles aan te doen om mijn moedertaal, het West-Vlaams, voor aftakeling en ondergang te behoeden.

Ik erger me bijvoorbeeld mateloos aan de vlees noch vis zijnde tussentaal, waarvoor Geert van Istendael de term Verkavelingsvlaams bedacht, die men in de vervolgseries van Vlaamse televisiezenders hanteert en waarmee ouders vandaag de dag hun kinderen te woord staan. Het is een verloedering van zowel het dialect als van de standaardtaal en het is zo gekunsteld als de neten. Ik smeek jullie op mijn blote knieën: roer zo weinig mogelijk Engels door je Nederlands en bedien je, naargelang de omstandigheden, van je  dialect of van het algemeen Nederlands, maar laat je niet verleiden tot een overspannen brouwsel daartussenin.

Kijk, ik sprak West-Vlaams met mijn moeder, Castellano ─ de Zuid-Amerikaanse variant van het Spaans ─ met mijn vader, Esperanto met mijn buren … en met mij is dat toch ook goed gekomen, wel? Ik blijf vechten, ook al is dat dan misschien tegen de bierkaai.

Wat met de aperitief?

Het kikkerige weer van de laatste weken is van aard om mijn humeur dusdanig te bederven, dat ik geneigd ben om zout op slakken te leggen. Laat me dit even verduidelijken. Ik zou er me eigenlijk niet druk om moeten maken, maar de aard van het beestje kun je niet verloochenen: ik erger me in niet geringe mate aan de manier waarop velen van ons, en niet in het minst zij die zich beroepsmatig van de Nederlandse taal bedienen, de trappen van vergelijking vormen, door gebruik te maken van de omschrijvende woorden meer en meest, terwijl dat veelal absoluut niet nodig is.

Wat hapert er bijvoorbeeld aan ‘de origineelste tekening’ dat men die als ‘de meest originele tekening’ moet omschrijven? Is het ‘meest populaire programma’ iets anders dan het ‘populairste programma”?

Ik vind, en velen met mij, dat men de omschrijving met meest enkel moet gebruiken als de gebruikelijke manier onmogelijk of lastig is, zoals onder veel meer in:
komisch – meest komisch, want komischst lijkt nergens op
enthousiast – meest enthousiast, want enthousiastst valt niet uit te spreken.  

Dit geldt ook voor de comparatief (vergrotende trap met meer), zij het in mindere mate. Ik neem hierboven de superlatief (overtreffende trap) als voorbeeld, omdat die het vaakst het slachtoffer is van die overtolligheid, die weliswaar niet fout is, maar toch een volstrekt onnodige omweg gebruikt. 

Faciliteren

Als ik me over iets omstandig kan opwinden, dan is dat over slordig taalgebruik door mensen die nochtans beter zouden moeten weten, omdat men vanwege hun studies en/of uit hoofde van hun beroep mag veronderstellen dat ze zich op keurige wijze van het Nederlands bedienen.

Als ik me nog omstandiger over iets kan opwinden, dan is dat over de verloedering van onze taal, omdat men in toenemende mate liever een vreemd woord gebruikt dan een Nederlands.

Het omstandigst wind ik me echter op als men een deugdelijk Nederlands woord vervangt door een buitenlands en daar dan een Nederlandse draai aan geeft.
Zo vraag ik me bijvoorbeeld af wat er fout is aan het woord vergemakkelijken. Ik zou het echt niet weten. Wel dan: als ik nog één keer iemand het verfoeilijke faciliteren hoor gebruiken ─ en dan richt ik me in het bijzonder tot de dames en heren politici, die bijna zonder uitzondering de mond vol hebben van faciliteren ─ zal ik uit mijn vel springen en ik kan jullie verzekeren dat dit geen fraai schouwspel zal opleveren. Jullie zijn gewaarschuwd.

In de zijstraatjes van het Nederlands ─ 8

Komen eten is een televisieprogramma over mensen die:
1. er prat op gaan dat ze kunnen koken
2. niet al te snugger zijn
3. zich graag te kijk zetten
Het zal dan ook niemand verbazen dat een van de kandidaten het over mandolinekoekjes had, terwijl hij eigenlijk met madeleines bezig was.

Michel Wuyts, de wielercommentator die nooit om een lapsus verlegen zit, wist de kijkers het volgende te vertellen over een zekere renner.
“Hij heeft vier overwinningen gewonnen.”
Het zou pas opzienbarend geweest zijn als hij die overwinningen verloren had.

Een man aan de tapkast van de lokale drenkplaats had het voortdurend over barbeknoeien in plaats van barbecueën. Alles wel beschouwd, is het werkwoord dat hij gebruikt een betere weergave van wat er allemaal met deze manier van kokkerellen gepaard gaat.

Ik kon me al enkele dagen niet van de indruk ontdoen dat iets of iemand nauwlettend mijn doen en laten in de gaten hield. Ik heb vanmorgen tijdens het scannen van facturen en kassabonnen ontdekt dat ik onlangs in de supermarkt geen extra absorberend, maar extra observerend keukenpapier gekocht heb. Vandaar allicht.

Volgens een van mijn leerlingen Nederlands (Reeboir uit Iran) is de definitie van vandalisme: woord dat in Van Dale staat. En warempel, het staat er ook in!

Ik ben vanmorgen tot de ontdekking gekomen dat de betekenis van vogelvrij net het omgekeerde is van vrij als een vogel

Ik maak graag melding van de geboorte van een nieuw werkwoord: vinnikleuken of vindikleuken.
Het is in alle geval beter dan het aan het Engels ontsproten liken (op sociale media zoals bijvoorbeeld Facebook een foto of een bericht leuk vinden).
Ik heb de foto van haar kinderen gevinnikleukt (gevindikleukt).

Dat waren nog eens tijden!

Ik was in het Brugse ziekenhuis AZ Sint-Jan voor een controle van mijn destijds danig toegetakelde onderdaan. Men stelde vast dat ik weer helemaal de oude was en ik mocht beschikken.

Het liep tegen de middag en ik begaf me naar het restaurant, waar ik me te goed deed aan een gezond slaatje, met als toetje een aanzienlijk minder gezond, want mierzoet gebakje. Het was er bijzonder druk. Vrijwel alle tafels waren bezet en het meisje dat daar rondkeutelde om ze te boenen had bijgevolg niets omhanden, dus knoopte ze een gesprek aan met het belendende tafeltje, of beter gezegd met de mensen die daaraan hadden plaatsgenomen.

Ze had het over een paar compleet onopgevoede kinderen die bezig waren de boel op stelten te zetten en bij velen grote ergernis wekten.
In onze tijd zou dat niet waar geweest zijn”, zei ze hoofdschuddend. “Mijn vader hoefde maar een keer naar ons te kijken, zo met zijn ogen …”
Ik zat me af te vragen waarmee een vader toentertijd nog meer naar zijn geliefde dochter kon kijken, maar ik bleef mezelf het antwoord schuldig.

’s Avonds verscheen een man op mijn televisiescherm. Hij opende de mond en sprak: “In onze tijd was er niks. Wij zaten met onze oren naar de radio te luisteren.”
Daar keek ik raar van op. Ik luister heel weinig naar de radio, maar als het een zeldzame keer gebeurt, pleeg ik dat met mijn neus te doen.

In onze tijd … dat moeten merkwaardige tijden geweest zijn. Het kan haast niet anders of men beschikte toen over meer zintuigen dan nu.